Halverwege de afstudeerperiode hou je een voordracht: het tussencolloquium. Hierbij zijn de afstudeerdocent en de interne en eventuele externe begeleider aanwezig, alsook eventuele andere leden van de afstudeercommissie. Deze voordracht is vooral bedoeld om met alle betrokkenen de voortgang van het project te kunnen evalueren; daarmee is de voordracht een middel voor de student om de projectvoortgang te laten controleren door alle betrokkenen.
Het tussencolloquium duurt meestal 30 tot 45 minuten, gevolgd door vragen uit het eventueel aanwezige publiek, en dan gevolgd door een bespreking met afstudeerdocent en begeleider(s). Bij die bespreking komt niet alleen de inhoud van het werk aan bod, maar ook de presentatie van de voordracht. De student kan hieruit leren wat er van de uiteindelijke afstudeervoordracht wordt verwacht.
Het tussencolloquium is de laatste gelegenheid om in overleg met de afstudeerdocent en de begeleider(s) de opdrachtformulering bij te stellen, bijvoorbeeld omdat tijdens de uitvoering van de opdracht onverwachte omstandigheden zijn opgetreden.
Bij externe opdrachten vindt deze voordracht bij voorkeur plaats bij de opdrachtgever, zodat ook andere medewerkers van het bedrijf kennis kunnen nemen van het lopende onderzoek.
Wanneer de afstudeeropdracht verloopt volgens een lifecycle model dan laat men het tussencolloquium best samenvallen met de afronding van een belangrijke fase uit dat model.
Tip: Net als voor de afstudeervoordracht verdient het aanbeveling het tussencolloquium vooraf een keer te oefenen.